Hoorbaar Geloof
Hoorbaar Geloof
Verandering
/

Alexander en Job praten over de dominee in een seculier tijdperk, het dragen van de toga, het spook van de secularisatie, het belang van gemeenschappen en de verandering van de kerk.

I: Dit is Hoorbaar Geloof, de podcast van de gereformeerde kerk in Sliedrecht. Ik ben Job van Achterberg en vandaag is wederom te gast Alexander Veerman. Dag Alexander.

R: Dag Job, fijn om hier weer te zijn.

I: Ja, het voelt als een heel lange tijd geleden. Een leuk onderwerp leek me vanavond, verandering. Ik heb een boek gelezen, ik ben nu in het tweede boek van diezelfde man bezig, van Andrew Root , en dat heet “The Pastor in a Secular Age”. Dus de dominee in een seculier tijdperk. En wat hij doet is hij vertelt over hoe de taak van de dominee, van the pastor, is veranderd door de jaren heen. Dus, dat je vroeger in de, laten we zeggen het katholieke tijdperk, de Middeleeuwen, nam de dominee de gemeente mee door de tijd door voortdurende die centrale periode in het Christendom te herleven. Dus de geboorte van Christus, Pasen enzovoort. En dan ging de gemeente naar de kerk en die werden een soort in de tijd terug meegenomen door dat hele liturgische jaar heen. En hoe dat na de reformatie is veranderd. En dat heeft men veel aan het denken gezet over hoe het domineeschap is veranderd en het christelijk geloof door de jaren heen. Het is echt een prachtig boek. En ik wilde jou vragen hoe jij het vak van dominee, ja of je dat überhaupt een vak kan noemen. Hoe zeggen ze dat in het, ja roeping, de roeping van dominee door de jaren hebt ervaren en ja jij bent daar lange lange tijd mee geleden mee begonnen.

R: Ja, nou 2005. Wat op zich wel aardig is om te vertellen we praten vaak over roeping als het gaat over ja predikant worden. Ik vind het ook gewoon een vak. Ik bedoel je moet ook gewoon de dingen goed doen en daar goed over nadenken. Dus we moeten ook gewoon het predikantschap durven benaderen als een vak. En ik denk dat veel beroepen een roeping zijn. Ik denk als ik nadenk over verpleegkundigen dan is het ook vaak een roeping. Mensen gaan dat doen en hun hele ziel en zaligheid zit erin, maar dat geldt ook voor de chauffeur. Ik heb mensen gesproken die met zoveel passie konden spreken over hun tijd op de weg, dat ik denk ja weet je en dat moet ook een roeping zijn want het kost ook wat om altijd onderweg te zijn. Dus ik denk het woord roeping moeten we niet alleen gebruiken voor het predikantschap, maar het wordt zeker ook gebruikt voor het predikantschap. En even gewoon, ook maar even om mij wat beter te leren kennen. Ik heb twee keer, of eigenlijk drie keer een roeping gehad. Mijn eerste roeping was een vroege roeping. Ik denk dat ik een jaar of acht, negen was, misschien tien. En ik was in die tijd lid van een wat strengere kerk en we hadden een eigen theologische opleiding, dat was in Kampen. Een vrijgemaakte kerk, een vrijgemaakte universiteit en die werd min of meer betaald door de gemeenteleden. Dus die hadden allemaal een bepaald bedrag dat werd overgemaakt en een keer per jaar, dat was de toogdag, dan mochten we allemaal in Kampen kijken. Nou, mijn vader vond dat echt schitterend, dus die ging eigenlijk elk jaar nam hij vrij en dan ging hij naar Kampen toe en ik mocht ook mee. En daar was op een gegeven moment een hoogleraar en het was in de grote kerk van Kampen en die bad toch of de Here God jongetjes bereid wilde maken om predikant te worden.

I: Wauw.

R: En toen dacht ik ah dat gaat over mij.

I: Ja.

R: En dus toen kwam ik thuis ik wil dominee worden en dat was niet helemaal […] mijn ouders die dachten niet dat dat echt was, want die hadden zoiets van ja maar jij kan dat niet. En dat was ook niet heel raar.

I: Ja, hoe kwam dat binnen?

R: Nou ja, ik moet eerlijk zeggen dat ik gewoon door ben gegaan. En het was niet zo raar dat ze dat dachten, want ik was gewoon niet super intelligent of zo. Dus ik was nogal speels zullen we maar zeggen en op de basisschool hadden ze niet dat ze […] ze hadden niet voor mij zeg maar een universitaire toekomst in gedachten, ze hadden zoiets van nou als hij de havo zou halen dan doet hij het spectaculair, dat was een beetje de gedachte.

I: Oké.

R: Dus toen ik van de basisschool af ging, ging ik ook naar de mavo. Maar goed, in de vrijgemaakte kerk kun je heel veel. Dus ook de scholen zijn wel op elkaar afgestemd omdat ze die jongeren nodig hebben. Dus ik kon naar een mavo toe waar je ook een beetje havo deed en van daar kon ik van havo 2 zeg maar, dus ik ging mavo 1, havo 2, vwo 3, dat kan. Dat was wel in een andere plaats, toen moest ik reizen. Nou, lang verhaal kort. Ik kwam in Kampen, met hangen en wurgen dus ik […] ja vwo was inderdaad wel een beetje hoog gegrepen maar ik heb het gehaald. En toen begon ik in Kampen aan de Theologische Universiteit en mijn ouders waren op dat moment begonnen ze heel trots te worden zoiets van oh onze zoon die is wat nu.

I: Ja.

R: En toen leerde ik Esther kennen. En Esther is mijn vrouw. Maar die kwam vanuit de gereformeerde kerk en dan moet je iets weten van de kerkgeschiedenis maar de vrijgemaakte kerk is ooit ontstaan uit een scheuring uit de gereformeerde kerk. En mijn moeder had dat live meegemaakt dus die vond dat ik haar niet harder had kunnen kwetsen dan thuis te komen met een gereformeerd meisje. Nou, ook weer een lang verhaal kort uiteindelijk moest ik kiezen tussen de kerk en het meisje en ben ik gereformeerd geworden. En toen ben ik ook veel kwijtgeraakt. Ook aan vertrouwen in de kerk, vertrouwen in God.

I: Snap ik.

R: Ik dacht van nou laat maar. En achteraf denk ik ook dat ik die roeping was niet zozeer een roeping van dit is het werk wat ik echt wil doen, maar meer van mijn ouders willen zo graag dat een van hun zoons, want ze hadden zeven kinderen, vijf zoons, dominee zou worden dat ik dacht als ik dat doe dan zien ze mij, dan doe ik, ik was de een na jongste, dan doe ik het […] dat is een beetje denk ik uiteindelijk achteraf zeg maar de strekking van mijn roeping. Ik wilde gezien worden.

I: Ja.

R: Nou, ik ben getrouwd met Esther. Zij heeft ook veel meegemaakt in een goed christelijk gezien waardoor we uiteindelijk ook dachten van weet je de kerk is niks, maar christenen zijn ook niks dus ik had ook een gevoel van ik kan ook niet meer, ik kan ook niks met die kerk en ik wil zeker geen dominee worden. Dus dat was eigenlijk wel klaar. Alleen toen dacht ik wel nu zit ik halverwege een theologische opleiding, als ik het niet afmaak, ja dan ben ik gewoon niks. Weet je, ik zit totaal verkeerd. Dus ik dacht ik maak het af en we zien wel. Nou, toen schreef ik een scriptie en die viel op en toen vroeg Ruard Ganzevoort waar ik later ook bevriend mee ben geworden van joh zou je niet misschien willen promoveren en nou toen heb ik gesolliciteerd en ik kwam binnen als AIO. Toen heb ik een onderzoek gedaan naar misbruik en kerk.

I: Ik weet niet wat een AIO is.

R: Assistent in opleiding, dat is een functie waarin je onderwijs en onderzoek combineert maar vooral onderzoek. Dus ik had vijf jaar de tijd om 80% onderzoek te doen. En ik heb een boek geschreven. Dus ja, nou goed, dat hoort bij […]

I: Zo gaat dat.

R: Dat is een dissertatie. Maar dat gaf mij […] Esther werd in die tijd dominee. En in die tijd was ik echt anti, ja heel veel anti, maar ik vond kerk ook echt waanzin. Maar daar ben ik heel langzaam weer een soort van tot rust gekomen en een van de dingen die mij toen heel erg geholpen heeft, was dat ik een vriend had, Ruard dus, en die zei tegen mij joh je bent altijd maar aan het strijden en aan het praten over God volgens mij geloof je enorm, want ik ken weinig mensen die zoveel over God praten als jij, alleen je hebt geen idee hoe. Nou en dat was voor mij een eyeopener dat ik dacht van oké maar als God dan bestaat, in deze werkelijkheid met deze rotzooi, dan heb ik een groter probleem als God niet bestaat, maar laat ik het erop wagen. Dus toen ben ik eigenlijk begonnen om te bedenken ja misschien geloof ik wel en toen kwam op een gegeven moment ook iets van rust in mijzelf en dat is ook wat jij ook soms wel herkent iets van ik leef niet tevergeefs en dat gaf een bepaalde rust en er kwam ook een woord als hoop naar boven. Dat op een of andere manier door weer te geloven dacht ik van in al die rottigheid die ik meemaak ben ik op de een of andere manier niet alleen. En die rottigheid heeft ook niet het laatste woord, dat is niet wat het leven is. Het leven is meer dan dat en doordat ik kennis heb aan God weet ik ook zeker dat het anders zal kunnen zijn, nee dat het anders zal zijn. En ja dat werd eigenlijk mijn motivatie, mijn tweede roeping, dat ik dacht van daar wil ik van vertellen, van die hoop wil ik getuigen. En dat heeft alles te maken met God, dat heeft alles te maken met Jezus. Nou ja toen ben ik in 2005 predikant geworden. En in 2014 ben ik naar mijn tweede gemeente gegaan. Nou daar was ook wat, had ik veel ja moeite om mijn draai goed te vinden, ook naar de landelijke kerk toe. En dat had ook veel te maken met ik denk veel na over misbruik en kerk en ik had gewoon heel sterk het gevoel, niet het gevoel ik ontdekte dat daar veel te weinig aandacht voor was en dat mijn, ja ik was een roepende in de woestijn, en op een gegeven moment dacht ik misschien moet ik ook gewoon stoppen met de kerk. Ik ben daar niet op mijn plek. Dat was een beetje wat ik op een gegeven moment ging denken. En toen heb ik overwogen om een andere functie te kiezen buiten de kerk, en daar was ik best wel een eindje mee op weg en toen kwam Sliedrecht langs en dat is zeg maar mijn derde roeping. Ik ben eigenlijk opnieuw begonnen. En ik ben hier ook begonnen om een toga te dragen en dat heeft ook iets te maken met […] een toga is liturgisch kleed. Tot die tijd preekte ik gewoon in een pak maar op de een of andere manier wilde ik ook in mijn […]

I: Een vorm van acceptatie.

R: Nou meer misschien, nou het accepteren, iemand zei tegen mij je hebt als predikant ook ambtsdrager. Het is een ambt. Je hebt in de kerk drie ambten. Diaken, ouderling, predikant. En dat ambt draagt jou en beschermt jou. Dus het is een roeping, je staat in dienst van God. En een predikant is niet iets hoogs, maar is een dienaar en een ceremoniemeester. En dat ambt dat draagt je ook. Dus op het moment dat jij gewoon moe wordt, het niet ziet zitten, dan mag je ook bedenken ja maar wacht even ik sta wel in dienst van God en ik mag het ook van Hem verwachten. Het is niet mijn kerk, het is de kerk van Jezus Christus. Nou, dat zeg maar. En dus toen ik eigenlijk mijn derde roeping had, om het zomaar te zeggen, toen dacht ik ik moet me ook in die zin, dat ook in mijn kleding laten zien. Het liturgisch kleed, de toga, vertelt mij let op je staat in dienst van God en dat geeft ook rust, het draagt je. Nou dat even over roepingen. Een lang verhaal. En ja zeg maar, ja alles is in beweging. Dus het was natuurlijk een vraag van jou. En ook de kerk is volop in beweging. En wat ik zelf ingewikkeld vind zeker van de protestantse kerk is dus dat je eigenlijk altijd tegen een soort ja secularisatie spook aankijkt, dus we verliezen weet ik hoeveel leden per jaar als landelijke kerk, als landelijke protestantse kerk. En we kunnen dat niet stoppen. En dat zie ik in alle kerken die ik gediend heb. We hebben gewoon een hele brede rand die ooit kerkelijk waren en ergens op een gegeven moment hebben afgehaakt en dan zie je ook heel veel jonge mensen die heel betrokken en bewogen zijn maar dan of kiezen voor niet kerkelijk of voor een ander soort kerk, het zij zo. Dus ik kom er straks nog op terug denk ik. Het doel van een predikantschap is niet om zoveel mogelijk mensen in de kerk te krijgen. Maar je hebt wel, kijk het is makkelijker, als ik voor mijn emeritus collega’s weleens […] emeritus dat is iemand die met pensioen is gegaan. Als ik een emeritus hoor dan zeggen ze ja we hadden een kerk en dan zaten ze op de trappen van de preekstoel. Nou, die tijden maken wij niet mee en dat gaat ook niet meer komen.

I: Dat zeg je met overtuiging.

R: Ja, omdat de kerk verandert. En dat is prima. Het gaat niet meer om aantallen, het gaat om, ik denk dat we […] nou laat ik dan maar gelijk […]

I: Ja, want de vervolgvraag is waar gaat het dan wel om.

R: Ja. Laat ik dit zeggen. Dat heeft te maken met Tom Wright, een Engelse auteur. Tom Wright die zegt we hebben heel lang gedacht dat de kerk ging over hemel en hel. In de kerk […] wij moesten ervoor zorgen dat mensen kennis kregen aan God en dus aan de hemel en dat ze de juiste keuze maakte. Nou daar word je moe van. Want je kan nooit iedereen jouw kant op bewegen. Sterker nog, uiteindelijk kun je niemand jouw kant op bewegen want je hebt geen invloed op die ander. Je kan beargumenteren en die ander maakt zelf zijn afwegingen. Geloof kun je niet geven. Geloof is een geschenk van God. Dus op het moment dat het taak van de kerk is om mensen voor te sorteren en in de hemel te krijgen, ja dan zijn we niet goed bezig. We lopen leeg. Tom Wright zegt maar dat is ook helemaal niet het plan. God gaat over het oordeel enzovoort. Dus wat wij als kerk moeten laten zien, even voor de mensen die luisteren op dit moment, er is in de studio een poes en die gaat nu meepraten, dus als je wat geluid hoort dan is het de poes.

I: Die verwacht dat er een schoot is maar […]

R: Tom Wright zegt waar het eigenlijk in de kerk om gaat is wees beelddrager van God. De kerk heeft als enige taak, en dat is groot maar dat is ook zeg maar behapbaar, laat zien wie God is. En daar hoeven we geen duizend mensen voor in de kerk te hebben, tien is genoeg. Wees beelddrager van God en dat betekent dat we laten zien dat we niet in angst hoeven te leven, maar dat we kennis hebben aan de vrijheid. Dat betekent dat we niet vast hoeven te lopen in haat en bitterheid en in afgunst maar dat we iets hebben opgedaan aan de liefde die we willen doorgeven en het betekent dat we ontdekt hebben dat we niet voor onszelf leven maar altijd in relatie staan.

I: Ja.

R: En die drie dingen, de liefde, in relatie staan en de vrijheid dat is iets van God wat zeg maar op het moment dat wij beelddrager van God zijn wil niet zeggen dat God op ons lijkt, maar dat wij in die drie punten iets van God mogen laten zien. Vrijheid, liefde, relatie. En als wij als kerk dat laten zien, dan zijn wij tot zegen van het dorp, of van de wijk, of van de stad. En dan gaat het niet meer om het aantal, dan gaat het gewoon om laat maar zien wie God is. Nou, dat geeft ook een beetje lucht. Dus dat is voor mijzelf, dus in mijn visie op kerk is dat een belangrijke verandering.

I: Ja, dus dat is, dat doet me denken aan de tekst die we recent bespraken op de preekapp over Handelingen dat ze in vreugde samen kwamen, samen aten in die huiselijke omgeving, dus dat relationele stond daar ook voorop.

R: Ja, nee klopt. Ja. En zeg maar de zorg voor elkaar, maar ook voor de mensen buiten je eigen kringetje, dus het gaat ook altijd naar buiten toe. Het kan nooit alleen maar binnen blijven, dus dat is zeg maar een belangrijke verschuiving in mijn eigen denken wat me ook rust geeft en daarom word ik ook niet overspannen als ik nadenk over de toekomst van de kerk. Ik denk dat wij kunnen groeien, ik geloof dat wij in de gereformeerde kerk, PKN, ja zeg maar een gemeenschap hebben die de moeite waard is om deel vanuit te maken. En ik denk dat wij een verhaal te vertellen hebben waar heel veel mensen van kunnen opknappen dus ik denk dat we best kunnen groeien, maar ik weet ook dat we op dit moment een heleboel mensen hebben die niet meer zo betrokken zijn, dus die zullen op enig moment ook misschien andere keuzes maken. Maar goed ik heb daar toch niet, zeg maar het is niet mijn […] ik heb er geen invloed op. Dus de ander maakt de keuze. Ik kan een ander daarin niet veranderen. Ik kan alleen vertellen wat ik denk dat het evangelie betekent en waarom het belangrijk voor mensen kan zijn.

I: Ja. Dus het transcendente blijft daarin van toepassing.

R: Ja, altijd. Kijk kerk gaat altijd over God. Dus je kan niet, want anders dan ben je, er is ook […] dat is wel interessant, er is een ja ook volgens mij nu een beweging maar die gelooft niet in God maar die zoeken wel een soort kerkzijn. En dat is ook interessant, dus gemeenschappen zijn ook belangrijk.

I: The Sunday Assemblies.

R: Wat zei je?

I: Sunday Assemblies.

R: Ja, zou kunnen.

I: Dat is Amerikaans. Ja je hebt het Apostolisch gemeenschap maar […]

R: Nee, dat bedoel ik niet. Nee. Maar maakt niet uit. Maar ik denk wel zeg maar voor het beeld wat ik van kerk heb, zo begin ik ook altijd de preek, gemeente Onze Heer Jezus Christus. We zijn niet van onszelf, we zijn van Jezus. Dus in hoe wij samenkomen, in wat we laten zien zijn we ook lichaam van Christus en daarmee zijn we verbonden met de kerk in Azië, met de kerk in Amerika, met alle ingewikkeldheden ook zeg maar, aan de kerk in Afrika, de kerk in Rusland. De kerk van 2020, maar ook de kerk van 30, 35 na Christus. Dat is het lichaam van Christus en daar maken we onderdeel van uit. Dus dat is transcendent. En het is ook de hoop die op ons toekomt, die ons voedt. Dus het komt niet van onszelf, maar het komt op ons toe.

I: Kun je dat toelichten?

R: Nou ja, wat ik net ook even noemde. De chaos heeft niet het laatste woord. Bitterheid heeft niet het laatste woord, maar uiteindelijk de liefde. Omdat de liefde van God sterker is dan de dood. Dus de machten van het kwaad zijn uiteindelijk ondergeschikt aan de kracht van de liefde. En als je nadenkt over hoop, heel vaak zeggen we we hopen op dat iemand beter wordt of dat we misschien een keer de loterij winnen.

I: Ja.

R: Maar dat is geen echte hoop. Ik heb er eerder over verteld, in een eerdere podcast. Dat er een arts was die ontdekte dat zijn patiënten op het moment dat ze terminaal werden uit een andere, ik zou haast zeggen, uit een ander vaatje gingen tappen, dus dat er een bepaalde hoop was waardoor hun leven zinvol was en hoewel het ging aflopen. En waarin ze rust vonden en ook zeg maar het perspectief helder hadden, van waartoe ze leefden. En daar konden ze ook van vertellen. Dus die hoop is groter dan noem het leven en sterven. En ik geloof dat we in God een hoop hebben die op ons toekomt en die ons helpt om in deze werkelijkheid, die fantastisch, schitterend en prachtig is, maar ook hard kan zijn, gebrokenheid met zich mee kan brengen, dat we daarin overeind kunnen blijven en kunnen blijven vasthouden aan de kracht van de opstanding.

I: Dus door die voortdurende verandering, die chaos, daar staat dat kruis nog in rechtop om het zo te zeggen.

R: Ja. En ergens schrijft Paulus over de kracht van de opstanding. De kracht van de opstanding heeft alles te maken met het kruis, dus dat zeg maar ook het lijden en het sterven wordt ook gezien en we worden daarin ook gedragen, maar we kunnen nu in dit leven ook de kracht van de opstanding ervaren. Dus dat we verrassend genoeg overeind blijven terwijl we dachten van daar hebben we de kracht niet voor, dat kunnen we helemaal niet, maar het is toch gebeurd. Het lukt, ik zie het bij mensen die voor rouw zijn komen te staan, of voor een chronische ziekte, of nou ja veranderende omstandigheden, maar daarin zeg maar hun anker vonden, een houvast. Nou dat en ik denk dat de kerk als gemeenschap daarin ook een dragende factor kan zijn. En daarom hecht ik waarde aan de kerk. Dus op het moment dat je alles zelf moet doen, dus stel je voor je verliest iemand die je lief en dierbaar is en jij moet in je eentje je verhouden met dat verlies dan is dat zwaar. En je kan soms niet de hoop vasthouden. Dat lukt gewoon niet. Op het moment dat je onderdeel bent van een gemeenschap dan word je in die gemeenschap gedragen. Als je zelf niet kunt bidden, dan bidden anderen voor jou. Als je zelf niet kunt zingen, dan zingen anderen voor jou. En dat is de kracht van de gemeenschap en daarin ben je lichaam van Christus. Iemand lijdt, maar wij dragen het leed met ons mee en zo dragen we dat samen. Iemand heeft vreugde en wij worden blij door die vreugde.

I: Ja.

R: En zo dragen we elkaar.

I: Ja. Heel mooi. Ja ik, sorry er gaan nu in mijn hoofd allerlei andere dingen, ik denk aan verbinden maar dat zal ik maar niet doen. Ik wil nog even teruggaan naar verandering. We hebben nu best wel een lange periode van verandering gehad, maar we hebben nu door het Covid 19 virus in een korte periode heel veel verandering meegemaakt. Ook vooral voor de kerk heeft dat grote gevolgen gehad en ik wilde vragen hoe heb jij dat ervaren de verandering in de gemeente hier en in jouw werk weer uiteraard.

R: Ja, nee precies. Er schoot mij ook nog even een ding door het hoofd. En dat is je vroeg ook even over hoe verandert het christelijk geloof.

I: Ja.

R: En dat is nu ook een issue op bijvoorbeeld Twitter zag ik daar wat gedachten over, maar in Trouw is ook een artikel verschenen en dat gaat over de derde weg. Het christelijk geloof is eigenlijk altijd een beetje opgesplitst in orthodox of liberaal dan wel vrijzinnig. En op het moment dat je de orthodoxe dingen niet meer zo kon meemaken en dat zit ‘m vooral vast op de positie van de wetenschap, hoe je bepaalde Bijbelteksten moet uitleggen rond vrouwen in het ambt en homoseksualiteit, als je dat niet meer kon meemaken dan was je dus vrijzinnig. Maar wat je nu ziet is dat er een derde weg ontstaat waarin mensen wel zeg maar een aantal liberale waarden met zich meebrengen, en zeggen ja maar die kunnen we wel in overeenstemming brengen met de bijbel, die dus wel zeg maar een aantal orthodoxe geloofswaarheden meenemen maar ook een visie op wetenschap, die eerder als liberaal werd gezien. Nou er is nu een nieuw boekje verschenen, Oer.

I: Heb ik net gelezen ja.

R: Ja, nou dat is nou typisch zo’n derde weg boekje waarin je het scheppingsverhaal verbindt met de evolutietheorie. Nou razend interessant en ik denk dat ik mij in die derde weg behoorlijk op mijn gemak voel. Omdat dat ook zeg maar niet meer in dat je bent of dit of dat, ik houd ook een beetje van dat mixen. Oké. Ja, die corona joh dat was wat en dat is nog steeds wat en wat zeg maar heel bizar is, dat zeg maar van de een op de andere dag eigenlijk de wereld tot stilstand kwam. Dus eigenlijk heeft iedereen ook met zijn handen in het haar gezeten van wat gebeurt hier en wat moeten we daarmee. En dat gold voor ons als kerken ook enorm. Dus wij zijn een kerk is eigenlijk gebaseerd op twee dingen. Dat is samenkomen en bezoeken. En beide dingen mochten niet meer, of konden niet meer. Dus je zou kunnen zeggen dat de kerk eigenlijk in zijn existentie werd bedreigd, zo heb ik het wel ervaren.

I: Ja.

R: En ik prijs onszelf gelukkig dat we in deze tijd leven. Ik ben heel benieuwd wat dit, hoe we dit hadden moeten, ja zeg maar tackelen […]

I: Ja, zonder die verbinding die hiernaast bestaat.

R: Precies, dus in de jaren ’70, voor alle internetperikelen, hoe hadden we het ooit kunnen doen. Nou we hebben internet dus wat je ziet zijn een aantal kerken ook daarin zijn uitgeblonken dus die hebben daar goede vieringen neergezet. Ik vind dat wij als kerk goed mee konden komen, ik denk dat wij hele redelijke vieringen hebben kunnen neerzetten digitaal gezien. We hebben geprobeerd om ook wat kringen digitaal door te laten gaan. We hebben digitaal koffiedrinken ingevoerd. Dus we hebben wel zeg maar geprobeerd om bepaalde kernwaarden weer digitaal vorm te geven, maar wat je ziet is dat het niet is zoals het echt is. Het is het beste van als het echte er niet is, dan is dit oké, maar het is altijd anders.

I: Ja.

R: En hetzelfde geldt voor nou zeg maar het omzien naar elkaar. Telefonisch kun je best veel betekenen, en bij sommigen is dat ook beter, ik bedoel dat is ook zo je hebt altijd mensen die denken he deze tijd is eigenlijk wel heel prettig. Eindelijk geen drie zoenen geven, bijvoorbeeld.

I: Ja, het rondje bij de verjaardag is er wel efficiënter op geworden.

R: Ja, precies. Maar het raakt wel aan de kern van hoe we met elkaar omgaan. En dat zie ik dus ook nu weer bij de versoepelingen komen, dus dat de stoelen op anderhalve meter staan. Nou we hebben besloten om voorlopig niet te zingen, alhoewel RIVM zegt dat het nu toch mag maar we zeggen nou laten we het niet doen, want we weten het gewoon niet. En op het moment dat we, als er straks mensen ziek worden door die kerk, ja dat moeten we niet willen. Niet voor de mensen die ziek worden, maar ook niet voor nou hoe dat naar buiten gaat. Ja en dan heb je eigenlijk een kerk die als het ware, waren we eerst gericht op gemeenschap, verbondenheid, lichaam van Christus, zijn we nu als het ware bang voor elkaar. We moeten desinfecteren, om elkaar heen lopen, een wonderlijke dans.

I: Ja.

R: En daarin zie je dus dat we, in mijn beleving zouden we terug moeten naar de wat kleinere groep, dus dat we eigenlijk moeten kijken van zit het ‘m wel in die grote vieringen met 200 mensen of 400 mensen of 800 of 1000, of moeten we weer het brood breken bij mensen thuis. Dus de huiskamervieringen zou daar niet meer in zitten. En we hebben eigenlijk, dat vond ik een hele interessante gedachte, ik weet niet waar ik die gelezen had, maar de kerk is heel erg gericht geraakt op binnen. Dus kom bij ons in de kerk. Wij hebben een mooi kerk, kom binnen, er is plek. En opeens is binnen onveilig, dus wij moesten naar buiten.

I: Ja. Hagepreken in de Biesbosch met grote luidsprekers.

R: Nou bijvoorbeeld dat zouden de vogels ook leuk vinden. Maar dus als je zeg maar kijkt van wat zou dit betekenen voor de kerk. Je zou eigenlijk zeggen we moeten meer nadenken over de kerk in groepen. We moeten meer nadenken in de kerk naar buiten. En daarin zouden we ook het digitale kerk zijn meer vorm kunnen geven, want het is wel een mooie manier van, noem het even, het eerste contact. En dan kun je verder kijken.

I: Dus weer dat Huis van de Vader met vele kamers.

R: Nou, bijvoorbeeld ja. Dus daar zit zeg maar […] dus we hebben een slag gemaakt in digitaal kerk zijn denk ik.

I: Ja.

R: En mijn grootste zorg is dat we nu allemaal roepen we moeten terug naar vroeger. Ik denk we moeten niet terug naar vroeger, we moeten vooruit naar straks en dat is nu al begonnen. En dat heeft ermee te maken van uiteindelijk het begint bij waar sta je voor, wat is die hoop waar je van getuigt, wie is Jezus voor jou, dat is de kern. Het lichaam van Christus. En dat kun je het beste vertellen in de kleinere groepen. En die kleinere groepen zijn ook uitnodigender, want dan kun je ook mensen persoonlijker aanspreken en persoonlijker bevragen.

I: Ja, het enige wat mij daarin een beetje zou afremmen is dat je geen silovorming krijgt. Dus dat je niet een soort echokamertjes krijgt waar mensen het allemaal met elkaar eens zijn en dat je ook nog […] dat die groepen wel met elkaar weer in communicatie blijven.

R: Ja, precies.

I: Want het mooie van de kerk vind ik juist dat je er met allerlei mensen zit waar je het waarschijnlijk op heel veel vlakken helemaal niet mee eens bent.

R: Nee.

I: En misschien anders ook niet mee om zou gaan, maar je komt daar onder dat gedeelde verhaal en ik hoop dat we dat kunnen houden.

R: Nou dat is een belangrijk punt, want dat is beslist waar. Dus de kerk is een uitermate wonderlijke gemeenschap. En ik denk altijd maar het zijn mensen die ik zelf nooit uitgekozen zou hebben.

I: Ja.

R: Maar we zitten er en we zijn aan elkaar gegeven en het is een enorme verrijking. Je leert waanzinnig veel van elkaar. En rijken zitten naast armen, jong en oud en alles loopt door elkaar heen zeg maar.

I: Geen Griek, geen slaaf, ja.

R: Precies, ja. Dus daarin is de kerk uniek en heeft ook blijvende waarde.

I: Ja. Ik denk dat dat een mooie is om […] ik denk dat hier nog meer over te vertellen is, maar dat we hem voor nu stoppen en misschien nog hier een volgende keer verder over praten.

R: Ja, dat is goed.

I: Alexander, ik vond het weer vreselijk fijn om hier ja je achter de microfoon te plaatsen.

R: Ja, nog even tot slot Job. We gaan met vakantie. Dus we gaan de podcast voor de maanden juli en augustus verder stopzetten. Deze is de laatste van voor de vakantie. En we gaan elkaar terug horen in september.

I: Tot dan.

R: Tot ziens.

Doe mee met de conversatie

1 reactie

  1. Elke keer fijn om naar de podcasts te luisteren.
    Deze keer relaxed op een ligbed op ons vakantieadres.
    Bedankt

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.